In maart 2020 kwam de wereld knarsend tot stilstand, pootje gehaakt door een onzichtbaar
virus. Met gevolgen die iedereen raken, en waarin het ‘gewone leven’ ineens niet meer
vanzelfsprekend is. Omdat je ziek bent geworden, of iemand kent die dat is. Omdat je je
baan hebt verloren of de inkomsten van je onderneming hebt zien kelderen. Of omdat je
sociale contacten en (mantel)zorg plotseling zijn weggevallen.

In de gemeenteraad was het in de eerste weken surrealistisch stil. Bijeenkomen kon
natuurlijk niet, en volgens de Gemeentewet was het nemen van besluiten zonder fysieke
aanwezigheid van raadsleden niet toegestaan. Het college en de ambtenaren werkten
ondertussen juist keihard door om de kabinetsmaatregelen in onze gemeente door te
voeren. De vuilnisophaaldienst draaide stoïcijns haar ronden, terwijl de medewerkers en
handhavers hun handen vol hadden aan de drukte op de gemeentewerf en in onze bossen.

Op dit moment start in de Utrechtse Heuvelrug de samenleving langzaam weer op; kinderen
kunnen weer naar school en de bibliotheek is ook alweer open. Ook de gemeenteraad heeft
inmiddels, na landelijke doorvoering van een Noodwet, haar eerste digitale vergaderingen
gehouden. Nu de acute crisis voorbij lijkt, wordt het tijd om vragen te stellen die om een
maatschappelijk of politiek antwoord vragen. Hoe kan de anderhalve meter economie in
onze gemeente vorm krijgen? Wat is er nodig om inwoners die in de schulden terecht zijn
gekomen, weer op de been te helpen? Hoe gaan de forenzen die op een normale ochtend
op station Driebergen-Zeist of Maarn op de trein stappen straks eigenlijk weer naar het
werk? Wat hebben de afgelopen weken thuiszitten betekend voor kinderen die opgroeien in
kwetsbare gezinnen, waar hulp bij het schoolwerk niet vanzelfsprekend is? Hier zullen we als
lokale samenleving en als lokale politiek mee aan de slag moeten.

Maar er zijn ook andere belangrijke vragen te stellen, die ongemakkelijker zijn omdat ze
(ook) iets zeggen over onze persoonlijke keuzes en gewoonten. Hoe gaan wij als
consumenten om met Westerse winkelketens die als gevolg van de coronacrisis hun
kledingorders intrekken, waardoor duizenden textielarbeiders in India en Bangladesh op
straat komen te staan? Is het coronavirus iets dat alleen ‘ver weg’ kan ontstaan, door de
slacht van wilde dieren op een Chinese markt, of zegt het ook iets over onze eigen
veehouderij en vleesconsumptie? Stappen we straks weer massaal in de auto en vliegtuig, of
leert deze crisis ons dat het ook anders kan? Lastige vragen, die we ons toch moeten stellen
omdat onze lokale keuzes nu eenmaal onlosmakelijk verbonden zijn met de rest van onze
mooie aardbol.

Nienke van der Veen

Deze column is op 28 mei 2020 gepubliceerd in Nieuwsblad De Kaap